top of page
Zoeken

De overlevingsgids voor leerkrachten in de klas aan het begin van een nieuw schooljaar

Bijgewerkt op: 13 apr

De start van een nieuw schooljaar is altijd spannend. Niet alleen voor de leerlingen, maar zeker ook voor leerkrachten. De eerste weken van het schooljaar, ook wel de "gouden weken" genoemd, zijn een unieke kans om de toon te zetten voor de rest van het jaar. Het is een periode waarin de basis wordt gelegd voor een positieve groepsdynamiek, duidelijke verwachtingen en wederzijds respect in de klas.

In deze cruciale weken vormt zich de sfeer die de rest van het jaar zal bepalen. Door bewust te investeren in het opbouwen van relaties, het creëren van routines en het versterken van het zelfvertrouwen van leerlingen, kun je als leerkracht een veilige en motiverende leeromgeving creëren. Deze weken zijn als het ware de fundamenten van een succesvol schooljaar: hoe sterker ze zijn, hoe beter de rest van het jaar zal verlopen.


Beweeg voldoende in de klasruimte zodat je veel kunt opmerken. Wek de indruk dat je alles ziet.

In deze blog deel ik de tips uit 'A Teacher's Survival Guide' van Mick Mc Manus die je als leerkracht kunt gebruiken om een sterk fundament te leggen voor de rest van het schooljaar.


Van bij het begin


  1. Zorg ervoor dat je éérst bij de klas bent en dat ze je kennen.

  2. Ga vooraan in het midden staan en bouw met iedereen oogcontact op.

  3. Geef niet alleen instructies, maar ook indrukken, wees ontspannen en vol vertrouwen.

  4. Houd de hele klas in de gaten. Durf te stoppen in het midden van een zin als ergens de aandacht verslapt.

  5. Werk niet te laat aan je lesvoorbereiding, een goede nachtrust is onontbeerlijk om fris en alert voor de klas te staan.

  6. Houd je eerste les eenvoudig. Niet te moeilijk en niet te spectaculair.

  7. Leg zo snel mogelijk regels en afspraken vast, liefst in de vorm van een gesprek. Gebruik de input van de leerlingen om tot gezamenlijke afspraken te komen of duiding te geven bij je regels.

  8. Leer zo snel mogelijk de namen van de leerlingen en gebruik ze meteen.



In de les: bewuste variatie


  1. Geef de les een duidelijke structuur en zorg ervoor dat de leerlingen die ook kennen.

  2. Kom meteen ter zake. Vermijd opmerkingen en overblijfsels van de vorige les.

  3. Zet de leerlingen meteen zelfstandig aan het werk. Al is dat maar kort, het brengt rust en schept aandacht.

  4. Een enthousiaste en overtuigende aanpak kan ook saaie onderwerpen levendig maken. Zeg nooit dat je een onderwerp saai vindt.

  5. Werk bij je voorbereiding een tijdschema uit en zorg ervoor dat al het nodige materiaal er is.

  6. Organiseer en plan alle nodige bewegingen van leerlingen in de klas (wie, wat, waarom, waar en wanneer). Geef tijdig aan als er iets verandert.

  7. Sluit je les aan bij de aanwezige zorgen, verwachtingen en interesses van de leerlingen.

  8. Breng variatie in de leeractiviteiten: kijken, luisteren, schrijven, zelfstandig werk, groepswerk...

  9. Spreid je aandacht, vragen en schouderklopjes over héél de klas. Geef genoeg complimenten.

  10. Geef heel expliciete instructies als leerlingen zelf iets moeten doen. Leg de opdracht dan stap voor stap uit.

  11. Beweeg voldoende in de klasruimte zodat je veel kunt opmerken. Wek de indruk dat je alles ziet.

  12. Laat je niet monopoliseren door één individu of groep.

  13. Houd de vaart erin. Varieer het tempo, maar laat de zaak nooit stilvallen.

  14. Blijf niet te lang bij één onderwerp hangen.

  15. Zorg voor regelmatige beoordeling, feedback, aanmoediging en begeleiding van álle leerlingen.

  16. Verstoor het vlotte verloop van de les zelf niet nodeloos door dingen die je plots te binnen schieten. Spaar die op voor later.

  17. Stop niet bruusk met een activiteit om er dan even later weer mee te beginnen.

  18. Beweeg je bewust in de ruimte: vooraan of aan de zijkant voor frontaal lesgeven; achteraan en mobiel tijdens groepswerk.



Als het fout loopt: de daad, niet de dader


  1. Reageer onmiddellijk op ontluikende ordeverstoring door oogcontact, dichterbij komen, kleine aansporingen om mee te werken...

  2. Gebruik de naam van de leerling, maak zowel duidelijk wat je wel wilt als wat je niet wilt.

  3. Geef taakgerichte in plaats van persoonsgerichte opmerkingen.

  4. Stuur kort en krachtig bij: geen gepreek en gezeur, geen bedreigingen of kruisverhoor.

  5. Kom niet terug op vorig wangedrag.

  6. Vergelijk leerlingen of groepen niet met elkaar.

  7. Richt je op de daad in plaats van op de dader. Bewaar respect voor het individu terwijl je zijn gedrag bijstuurt.

  8. Probeer de natuurlijke gevolgen van wangedrag als straf te beschouwen.

  9. Straf nooit een hele klas of groep, tenzij de hele klas in fout is.

  10. Stel je soepel op. Als je redenen geeft begrijpen leerlingen best dat er soms uitzonderingen moeten worden gemaakt.

  11. Toon op een zakelijke niet-gepassioneerde manier dat je niet met bepaald gedrag akkoord gaat.

  12. Een harde blik kan meer resultaat hebben dan een verbale uitval.

  13. Richt je bij gelijk welk conflict niet op de supporters. Die vallen wel in de plooi als je de onruststokers zelf onder controle hebt.

  14. Controleer je lichaamstaal. Houd bij elke confrontatie je stem laag, je armen stil en je houding ontspannen.

  15. Zachte terechtwijzingen onder vier ogen hebben meer effect dan publiek verbaal geweld.

  16. Herstel de relatie na een conflict. Geef bijvoorbeeld tijdens het vervolg van de les de bewuste leerling of leerlingen een complimentje.

  17. Stuur niet te snel een leerling uit de klas. Als je geen andere oplossing ziet, maak dan samen afspraken rond concrete en haalbare voorwaarden om terug binnen te mogen.

  18. Laat de rest van de klas niet aan hun lot over als je met een moeilijke leerling bezig bent. Houd een dergelijke actie heel kort.

  19. Geef vrijmoedig je eigen fouten toe. Daar wordt je gezag niet door aangetast.


Voor je de deur sluit: een rustige glimlach


  1. Maak voldoende tijd voor een goede voorbereiding en organisatie van het einde van de les.

  2. Zorg ervoor dat iedereen alles begrepen heeft en klaar is met wat gevraagd werd.

  3. Herhaal kort wat er in de les bereikt werd en leg een verband met wat nog komen moet.

  4. Spreek leerlingen die onvoldoende hebben meegewerkt, met een oneliner aan over hun gedrag bij het verlaten van de klas.

  5. Neem ontspannen en vriendelijk afscheid; het verkleint eventuele problemen en vergemakkelijkt het begin van de volgende les.


Ik wens alle leerkrachten een succesvol schooljaar toe!







 
 
 

Comments


bottom of page